Het alledaagse is een constante gebleven in Hobijns werk

Foto: Marcel van den Bergh

Geert-Jan Hobijn maakt muziek met de alledaagse geluiden om hem heen: wasmachines, stofzuigers, claxons.Vandaag opent zijn expositie in Deventer: een installatie met zeventig ruisende bomen.

Een van de allermooiste geluiden in zijn leven hoorde Geert-Jan Hobijn in India. Hij stapte net uit een riksja toen er vlakbij een trein voorbij raasde. Pooeeeeee, ging het. Een ouderwetse klank. Een drietoon, als hij het zich goed herinnert. Daarna kwam er nog een trein. En nog een. Het leek wel alsof ze elkaar groetten, hij bleef er even voor stilstaan. ‘Prachtig.’

De winnaar van de Kunst+Techniek-prijs heeft altijd een fascinatie gehad voor de geluiden om hem heen. Voor zijn nieuwe tentoonstelling Om plaatste hij zeventig bomen in de Deventer Bergkerk. Bezoekers laten zelf de bomen ruisen als ze bellen naar een mobiel nummer, een mechanisme dat wordt aangedreven door de motoren van keukenmixers die aan alle stammen verbonden zijn. Hobijn ontvangt de prijs voor zijn hele oeuvre. Toch moet de expositie niet gezien worden als een retrospectief, benadrukt hij. ‘Dat was de bedoeling, maar deze kerk vraagt om stilte en concentratie. Niet om de veelheid aan indrukken die ik eerst in gedachten had.’

Noem hem geen musicus. En al helemaal geen dj. Geert-Jan Hobijn (55) bespeelt geen instrumenten, hij componeert alleen en stuurt aan. Dat doet de geluidskunstenaar al sinds de middelbare school. En dat doet hij nog steeds met Staalplaat Soundsystem. Dat platenlabel stond in de jaren tachtig naast de alternatieve muziek bekend om zijn eigenzinnige cd-hoezen gemaakt van allerhande materialen, zoals houten sigarenkistjes en blikjes. Uit respect voor de muziek, want waarom zou je iets moois verpakken in iets lelijks, dat ook nog eens van plastic is?

Alledaags
Het alledaagse is een constante gebleven in Hobijns werk. De afgelopen jaren maakte hij muziek met wasmachines, stofzuigers, kartonnen vouwplaten en ventilatoren. Het liefst in openbare ruimtes, want daar zijn mensen. En op hen heeft geluid het meeste effect. In 2008 gebruikte hij het Centraal Station van Den Haag als real life mengpaneel: de treinen met hun hoorns waren in combinatie met de drukke stationsgeluiden goed voor een concert van dertig minuten. De machinisten bedienden zelf de hoorn en het luchtdruksysteem, volgens een door Hobijn gemaakte compositie.

Met zijn kunst wil Hobijn geluid weer onderdeel maken van het ‘gewone leven’. Net als vroeger, toen er nog echte muziek werd gespeeld op trouwerijen. Toen componisten luisterden naar de vogels en daar hun inspiratie vandaan haalden. Toen er nog requiems werden geschreven. Toen er zelfs muziek klonk als de postbode op zijn hoorn blies. ‘Nu loopt iedereen over straat met een grote koptelefoon’, zegt hij. ‘Letterlijk en figuurlijk. We hebben geen oor meer voor wat er om ons heen gebeurt.’

Schoonheid
In wat voor anderen lawaai is, een stoorzender, probeert Hobijn de schoonheid te zien. ‘John Cage zei eens: als ik een mooie compositie wil horen zet ik gewoon het raam open.’ Hobijn gaat een stapje verder, laat mensen niet alleen het geluid uit hun omgeving horen maar componeert het ook. ‘Ik breng ze ermee in harmonie. Daardoor wordt het geluid dat ze eerst als lawaai ervoeren opeens aangenaam.’

Hij zette eens tien droogtrommels met bakstenen in een glazen paviljoen, midden in de stad Groningen. Voorbijgangers konden het werk op afstand bedienen. Het bleek zo’n succes dat hij er een tijdsklok op moest zetten, anders draaiden de centrifuges dag en nacht door. ‘Studenten die uit de kroeg kwamen, konden zich er uren mee vermaken, voor de buren was het herrie. Die wisselwerking tussen mens en techniek vind ik interessant.’

En vooral voor de interactie met het publiek wordt hij nu beloond. ‘In een tijd waarin de kloof tussen kunst en de samenleving soms onoverbrugbaar lijkt, kunnen kunstenaars als Hobijn een verschil maken’, staat in het juryrapport van de Witteveen+Bos- prijs voor Kunst+Techniek 2014.

Publiek
Vrolijk en pretentieloos moet zijn werk zijn, net als de cd-hoesjes van Staalplaat. Liever dan exposeren in een chique galerie gaat Hobijn op pad met taxichauffeurs in New Delhi, die hij in colonne door de stad laat rijden terwijl hij de claxons op afstand bedient (2009). De mening van critici interesseert hem niets, de reactie van het publiek des te meer. ‘Tussen de taxichauffeurs in New Delhi voelde ik me thuis. Dat is wat ik wil.’

Daarom doet Hobijn ook niet geheimzinnig over hoe zijn werken in elkaar zitten. In de Bergkerk in Deventer liggen de elektriciteitsdraden gewoon op de vloer, de bezoeker ziet precies wat er gebeurt zodra de compositie in gang wordt gezet. ‘Ik snap niks van kunstenaars die iets goeds maken en vervolgens niet open zijn over hoe het werkt’, zegt Hobijn. ‘Kunst mag best moeilijk zijn, maar je moet mensen wel de gelegenheid geven het te begrijpen. Iedereen beleeft het op zijn eigen manier.’

Dit stuk verscheen op 7 november 2014 in de Volkskrant. Bekijk hier het artikel in PDF.

Rumoerjager

Geef een antwoord